Archief voor maart, 2016

Het is een gewone maandagochtend als het scholencomplex langzaam volstroomt met fietsende leerlingen. Bewust schrijf ik scholencomplex omdat de samensmelting tot leerfabrieken in een ver gevorderd stadium is. Op zo’n complex tref je tegenwoordig meerdere gebouwen aan waar verschillende niveaus van onderwijs wordt verzorgd. De voordelen van het bij elkaar brengen van het onderwijs zijn legio volgens kenners. Voor leerlingen moet het niet uitmaken want ondanks je onder de vlag van één scholengemeenschap valt, volg je gewoon het onderwijs van jouw niveau in één gebouw. So far, so good zou je denken.

Voor docenten ligt het zeker iets anders! Je bent onderdeel geworden van een groter geheel als je werkzaam bent in zo’n dergelijke massale leerfabriek met ruim duizend plus aan leerlingen. Je valt als docent weg in de massa als je je niet weet te onderscheiden. En dat terwijl je juist met veel liefde, vaak jaren geleden al, hebt gekozen voor “jouw vak”. Nu jaren later valt het ineens tegen om ‘onderdeel te zijn van het grotere geheel’, valt het salaris tegen, zijn leerlingen en ouders mondiger geworden en wordt juist de tijd beperkt om volop bezig te zijn met leerlingen. Je moet ‘productie’ draaien! Genoeg leerlingen afleveren met een diploma anders krijgt de school een slechte naam, met alle gevolgen van dien. Waar is de charme van het lesgeven gebleven zoals je dat vroeger voor ogen had tijdens de opleiding voor docent?

Het is deze keer een blog met een gemengd gevoel. Enerzijds probeer ik continu begrip te hebben dat het voor de hedendaagse docenten niet eenvoudig is om je werk te verrichten met alle maatschappelijke en technologische veranderingen. Anderzijds constateer ik ook in toenemende mate een groei van frustratie, burn-outs en ongeïnteresseerde houding bij meer docenten dan mij lief is. Wat is er aan de hand met de omgeving waar onze kinderen een groot deel van hun jeugd doorbrengen?

Het lijkt wel of de trots van docenten ernstig kwetsuur heeft opgelopen. Dat ligt niet alleen aan het gemorrel aan het salaris, want dat is al decennia lang een discussie. Het ligt niet aan de lesstof, want ook daarin is de rode draad niet veranderd. De talen en vakken als geschiedenis, natuur- en scheikunde, aardrijkskunde, wiskunde en sport vormen nog steeds de ruggengraat van het onderwijs. Het kan ook niet echt liggen aan de faciliteiten, want scholen(gemeenschappen) beschikken vaak over goede gebouwen met moderne technologie als digitale borden, tablets, notebooks etc. Wat is er dan mis op de scholen? Of, is er wel iets mis met/voor docenten op de massale leerfabrieken?

Ja, ik ben van mening dat het niet goed gaat. Van een docent vragen we wel heel veel tegenwoordig. En met name de flexibiliteit om met alle soorten van leerlingen om te gaan. Van de introverte en faalangstige leerling tot de leerlingen met een aandachtsgebied. Voorheen was het bijzonder onderwijs en/of begeleiding vanuit deze optiek een belangrijk onderdeel van het educatieve stelsel in Nederland. Helaas is jaren geleden besloten om deze onderscheiding op te heffen en alle leerlingen via één reguliere onderwijsstroming op te leiden.

Uiteraard is het een nobel streven om te stimuleren dat iedereen zich onderdeel voelt van dezelfde samenleving. Alleen blijkt het in de praktijk niet goed mogelijk om te organiseren. Leerlingen met een aandachtsgebied krijgen daardoor niet de broodnodige ondersteuning die noodzakelijk is om mee te kunnen komen. Ze vallen nu weg in de massa en docenten hebben geen oog voor de ‘bijzondere kenmerken’ behorende bij leerlingen met een aandachtsgebied. Zij sneeuwen letterlijk onder!

We hebben het hier over leerlingen waar het aandachtsgebied meestal een component van het gedrag is. Het overschaduwt de schoolprestaties omdat het aandachtsgebied niet wordt (h)erkend door de docent. Mogen we van alle docenten verwachten dat zij naast de vakkennis, ook nog kennis hebben van de vele aandachtsgebieden die zich in de huidige samenleving manifesteren?

Een goed voorbeeld is ADHD. Een niet aan de buitenzijde zichtbaar aandachtsgebied, maar wel met een enorme kans om ‘last van te hebben’. Daar waar de een roept: “Deze leerling is altijd druk en aanwezig. Hij (ADHD komt vaker voor bij jongens dan meiden) verstoort de orde in de klas, dus hij zal wel geen interesse in school hebben. Daar ga ik geen tijd aan spenderen!” Terwijl de andere docent, met toevallig meer affiniteit voor het aandachtsgebied, aangeeft: “Zo’n jongen geef ik een duidelijke structuur in het leren en maken van huiswerk. Als hij druk wordt stel ik mijzelf de vraag of ik hem wel genoeg lesstof heb gegeven. Zijn gedrag is een indicatie, zijn cijfers slechts mede een weergave van mijn inzet als docent.” Het is maar net het perspectief van de docent over welke insteek wordt gekozen.

De vragen die ik wil stellen zijn relatief eenvoudig, doch de antwoorden des te complexer. Hoe komt het dat wij als samenleving van docenten verwachten dat ze “overal” verstand van moeten hebben buiten het eigen vak? Waarom is ooit besloten om alle leerling via één onderwijssysteem, uiteraard met de verschillende niveaus, op te leiden? Waarom worden de talenten van leerlingen, nog immer bestempeld als “negatief” als het zich uit d.m.v. ander gedrag dan de gemiddelde leerling? Is het niet herkennen van ’talenten’ een misser van de docent of van ons huidige onderwijsstelsel?

De reden van dit blog is dat we moord en brand schreeuwen voor een tekort aan toekomstige ICT’ers. Alleen lijkt niemand in beslissende organen in het onderwijs nog het besef te hebben dat juist mensen met aandachtsgebieden binnen bijvoorbeeld het autisme spectrum, juist die talenten hebben die we zo broodnodig hebben. Alleen dan moet je daar wel oog voor (willen) hebben in plaats van te bestempelen als ‘afwijkend gedrag’. Mijn persoonlijke hoop is dat we ooit oog krijgen voor deze kwaliteiten die voor vele leerlingen kunnen worden bestempeld als talent! Mits op de juiste wijze (h)erkend, begeleidt en ingezet… Tenslotte: “Je zal maar docent zijn!”